Tips van onderzoeker Ronald Bierings
Zo’n 330.000 Nederlanders hebben de oogziekte glaucoom. De meesten van hen zijn 60-plus en hebben de eerste jaren weinig klachten. Ogenschijnlijk, want in het donker zien glaucoompatiënten veel slechter, ontdekte arts Ronald Bierings. “Die kennis kan helpen eerder een diagnose te stellen.”
Waarom is dit inzicht zo belangrijk?
“Omdat eenmaal ontstane schade door glaucoom onomkeerbaar is. Maar met de juiste behandeling — oogdruppels, een laserbehandeling of een operatie — kun je de ontwikkeling daarvan wel vertragen. Dus hoe eerder je de diagnose stelt, hoe beter het perspectief voor de patiënt.”
Even terug: wat is glaucoom precies?
“Een beschadiging van de oogzenuw, waardoor je geleidelijk slechter gaat zien. Dat begint aan de randen van je gezichtsveld, maar kan zich uitbreiden naar het midden. Uiteindelijk kan glaucoom zelfs tot blindheid leiden. Gelukkig komt dat in Nederland zelden voor.”
Hoe ontstaat het probleem?
“We weten nog niet precies wat glaucoom veroorzaakt, maar wel dat het te maken heeft met een te hoge oogdruk. In je ogen wordt continu vocht aangemaakt. Als er meer van dat kamerwater, zoals het officieel heet, wordt geproduceerd dan er wordt afgevoerd, stijgt de druk en kan er schade ontstaan.”
Komt glaucoom veel voor?
“Ja. Ongeveer twee op de honderd 45-plussers heeft deze oogziekte. In 2019 — de meest actuele meting — waren er bij de huisarts naar schatting 328.200 mensen met glaucoom bekend. Ter vergelijking: van de veel bekendere oogziekte staar waren er in 2019 zo’n 386.500 gevallen. Het overgrote deel van de glaucoom-patiënten is trouwens 60-plus; met het stijgen van de leeftijd neemt het risico flink toe.”
Wat merken patiënten ervan?
“Dat is nu net het verraderlijke: heel lang niets. De eerste jaren geeft glaucoom — ogenschijnlijk — meestal geen klachten. Dat komt omdat je het niet voelt als je een verhoogde oogdruk hebt. Bovendien: als je een defect in één oog hebt, compenseert het andere oog dat. Verder zijn je hersenen zo slim om de stukken die je niet meer ziet zelf in te vullen. Het verklaart waarom patiënten dus vaak lang niets doorhebben. Dat leren we als dokters ook zo tijdens onze studie. Echte klachten komen pas later, als het gezichtsveld drastisch verkleind is. Patiënten gaan zich dan bijvoorbeeld vaker stoten, of ze merken dingen in hun omgeving minder snel op.”
U zegt dat ze in het begin ogenschijnlijk geen klachten hebben. Wat bedoelt u daarmee?
“De Groningse oogarts Nomdo Jansonius hoorde van zijn glaucoom-patiënten dat ze bij bepaalde lichtomstandigheden slechter zagen. In heel fel licht, maar vooral ook in het donker. Hij vroeg me in een promotieonderzoek uit te pluizen hoe dat zit. Eerst heb ik vierhonderd deelnemers vragenlijsten laten invullen over hoe goed ze konden zien in verschillende omstandigheden. Bij optimaal licht — buiten op een bewolkte dag — waren er eigenlijk nauwelijks verschillen. Maar in het donker hadden patiënten met glaucoom inderdaad meer problemen met kijken dan mensen met gezonde ogen.”
Naar hun eigen zeggen.
“Klopt. Vervolgens heb ik die verschillen echter in het laboratorium objectief gemeten, met behulp van een lasbril met lichtfilters. Daarmee kon ik de lichtomstandigheden heel geleidelijk veranderen, van vol zonlicht op een heldere zomerse dag tot een bewolkte nacht zonder maan. Wat blijkt? De ogen van mensen met en zonder glaucoom kunnen zich even snel aan veranderende lichtomstandigheden aanpassen. Maar op sommige andere factoren die bepalen hoe goed je kunt zien, zoals de contrastgevoeligheid van je ogen, scoorden glaucoompatiënten onder alle omstandigheden slechter.”
Wat betekent dat in de praktijk?
“Simpel gezegd: mensen met glaucoom hebben minder reservecapaciteit. Daardoor zakken ze, als het donkerder wordt, sneller door de kritische ondergrens. Terwijl mensen met gezonde ogen nog goed kunnen zien, lukt dat mensen met glaucoom dan niet meer. Om dezelfde dingen in het donker te kunnen doen, hebben glaucoompatiënten drie tot tien keer meer licht nodig. Kortom: ook in de vroege fase van hun ziekte hebben ze dus wel degelijk symptomen. Alleen hebben we nooit eerder de link gelegd tussen deze specifieke klachten en glaucoom. Die boodschap verkondig ik op zoveel mogelijk plekken, bijvoorbeeld bij lezingen voor oogartsen.”
U heeft ook publieksonderzoek gedaan.
“Dat was ontzettend leuk! Ik vind het belangrijk om als onderzoeker mijn gegevens uit het laboratorium te vertalen naar de praktijk. Een paar jaar geleden zijn tijdens het Weekend van de Wetenschap zo’n tweeduizend mensen na zonsondergang de straat op gegaan. Samen hebben ze ruim 7000 metingen voor mijn onderzoek gedaan. Met behulp van een speciale app op hun smartphone konden zij de hoeveelheid licht op de grond voor zich meten (Inmiddels bestaat deze app niet meer, red.). Tegelijkertijd gaven ze in de app aan hoeveel moeite ze hadden om normaal in het donker te lopen, dus zonder te botsen of te struikelen. Ook uit dit onderzoek bleek dat deelnemers met een oogziekte - niet alleen glaucoom, maar bijvoorbeeld ook staar - naarmate het donkerder werd eerder moeite hadden met kijken dan mensen met gezonde ogen.”
Moeten opticiens hun klanten vanaf nu dan standaard ook in het donker gaan testen?
“Dat heeft vermoedelijk niet veel zin. De achteruitgang van het zicht bij glaucoom is er immers over de hele linie, zowel bij donkere als bij lichte omstandigheden. Bovendien richt een opticien zich vooral op het zicht in het midden van het oog. En dat is bij glaucoom meestal minder aangetast. Veel belangrijker is dat opticiens bij elk bezoek de oogdruk van hun klanten meten. Dat is nog altijd de beste manier om glaucoom in een vroeg stadium op te sporen. Krijgt u niet standaard zo’n onderzoek, vraag er dan naar. Of ga naar een andere opticien, of naar een optometrist.”
Wat is het verschil tussen die twee?
“Een opticien meet de gezichtsscherpte, met als doel te bepalen of je een bril of contactlenzen nodig hebt. Daarnaast kan hij ook de oogdruk meten. Het is geen beschermd beroep. Er zijn dus gediplomeerde en niet-gediplomeerde opticiens. Een optometrist is een erkende zorgprofessional die een vierjarige hbo-opleiding heeft gedaan. Hij onderzoekt de gezondheid van ogen en spoort eventuele afwijkingen en ziektes op. Ook een optometrist meet trouwens brillen en contactlenzen aan. Behandeling van oogziekten is voorbehouden aan een (oog)arts. Zo’n 30 procent van de optometristen werkt in het ziekenhuis, de rest bij een optiek of in een eigen praktijk. Bij die laatste twee kun je zonder verwijzing terecht. Soms hebben ze ook speciale spreekuren voor controles op oogafwijkingen, bijvoorbeeld voor glaucoom- of diabetespatiënten.”
Zou het wel zinvol zijn als opticiens, optometristen en oogartsen zo’n speciale lasbril gaan gebruiken?
“Op basis van het onderzoek dat ik gedaan heb niet. Ik heb echter slechts naar een paar aspecten van zicht gekeken. Er zijn er meer. Bijvoorbeeld hoe ogen reageren bij het waarnemen van beweging. Misschien hebben glaucoompatiënten wel meer moeite om hun ogen daarop aan te passen. Andere Groningse wetenschappers doen daar nu onderzoek naar. In weer een ander vervolgonderzoek wordt gekeken of je glaucoom mogelijk kunt opsporen door mensen simpelweg te vragen of ze in een donkere nacht zonder maan buiten nog wat kunnen zien. Mocht dat echt een betrouwbare graadmeter blijken, dan zouden we daarmee op den duur misschien relatief makkelijk en goedkoop bevolkingsonderzoek naar glaucoom kunnen doen.”
Heeft het zin om jezelf te testen door tijdens een donkere nacht naar buiten te gaan?
“Dat is lastig, omdat je je eigen zicht moeilijk met dat van iemand anders kunt vergelijken. Maar als je merkt dat je zicht in het donker achteruitgaat, is het zeker een goed idee om je oogdruk te laten meten. Dat zou ik ook doen als je boven de veertig bent en een van je ouders, kinderen, broers, zussen of grootouders glaucoom heeft. De aandoening is namelijk erfelijk. Zo nodig kan de opticien je doorverwijzen naar de optometrist of oogarts. Dat is echt de moeite waard, want als glaucoom in een vroeg stadium behandeld kan worden, hebben patiënten er gedurende hun leven vaak nauwelijks last van.”
Op www.vragenaandeoogarts.nl staan handige voorbeeldvragen over (onder andere) glaucoom, die u bij een bezoek aan een oogarts kunt stellen.
Medicijnen bij glaucoom: er valt wat te kiezen
Als glaucoom is vastgesteld, krijgen patiënten vaak medicijnen in de vorm van oogdruppels om de oogdruk te verlagen. Er zijn veel verschillende soorten. Welke voor u het geschiktst zijn, hangt onder andere af van de glaucoomvorm, de hoogte van de oogdruk en of u ook andere oogaandoeningen (zoals staar) heeft.
Op www.apotheek.nl staat onder ‘glaucoom’ een overzicht van de verschillende medicijnen en hoe ze werken.
Tips voor gebruik
- Via het traanbuisje in het oog komen oogdruppels ook in de rest van het lichaam. Daar kunnen ze bijwerkingen geven. Apothekers adviseren daarom om na het druppelen het traanbuisje een minuut dicht te drukken. Dat doet u door ter hoogte van de binnenooghoek met duim en wijsvinger in uw neus te knijpen. U voorkomt zo dat de werkzame stof in het bloed komt.
- Vindt u het lastig de druppels goed in het oog te krijgen? Vraag dan in de apotheek om een oogdruppelhulp. Dit is een houdertje waarmee u gemakkelijker in het oog kunt druppelen. De apotheker kan ook controleren of u goed druppelt.
- De meeste flesjes oogdruppels zijn na openen nog één maand houdbaar. U kunt op de verpakking noteren wanneer u die heeft aangebroken.
Dit artikel verscheen eerder in Plus Magazine juni 2021. Abonnee worden van het blad? Dat doet u in een handomdraai!
- Plus Magazine